
Wintertijd gaat gepaard met groter ongevalsrisico
Afgelopen weekend is de klok weer een uurtje teruggezet, de wintertijd is ingegaan. Die overgang gaat gepaard met een grotere kans op verkeersongevallen. Dat heeft vooral te maken met de plotselinge overgang van een avondspits in het licht naar een avondspits in het donker. Met name voetgangers en fietsers lopen meer risico.
Het effect van de wintertijd op de verkeersveiligheid is een paar jaar geleden onderzocht door de SWOV, zij verrichten wetenschappelijk onderzoek naar verkeersveiligheid. De resultaten staan in het rapport ‘De relatie tussen het ingaan van de wintertijd en het aantal verkeersslachtoffers‘.
Avondspits in het donker
De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid benadrukt nu dat het hogere aantal ongevallen niet met vermoeidheid te maken heeft. De SWOV analyseerde ongevallen voor alle tijdstippen van de dag en alle dagen van het jaar en dat weer verspreid over enkele decennia. Uit het onderzoek blijkt dat het ingaan van de wintertijd (sinds 1996 op de laatste zondag van oktober) inderdaad samengaat met een hoger aantal verkeersslachtoffers en -ongevallen, tijdens een bepaald gedeelte van de dag.
Deze hogere aantallen ongevallen houden de hele wintertijd aan en niet alleen als de wintertijd net is ingegaan. Door het ingaan van de wintertijd valt de duisternis ineens op een eerder tijdstip, waardoor van de ene dag op de andere een groter deel van de avondspits in het donker plaatsvindt.
Het is aannemelijk dat dankzij de invoering van de zomertijd slachtoffers worden bespaard, omdat daarmee een groter deel van de mobiliteit bij daglicht plaatsvindt. Dit jaar is het weliswaar minder druk op de weg vanwege de coronomaatregelen, maar het is de vraag of daarmee de risico’s afnemen.
Jaarlijkse discussie
Jaarlijks laait bij het ingaan van zomer- en wintertijd de discussie weer op over het afschaffen hiervan. Tot 2021 worden hier op Europees niveau nog even geen beslissingen over genomen. Er ligt nu een voorstel waarin staat dat ieder EU-land zelf mag kiezen voor permanente zomer- of wintertijd. Het Nederlandse kabinet weegt de voor- en nadelen nog af en wil zoveel mogelijk dezelfde tijd aanhouden als buurlanden.
De wintertijd is de standaardtijd. Op de kortste dag van het jaar, 21 december, wordt het rond kwart voor negen licht en gaat de zon rond half vijf onder. Eind maart wordt in alle EU-landen de klok een uur vooruit gezet. Op 21 juni wordt het rond half zes licht en gaat de zon rond tien uur onder.
Minder ongelukken in de zomertijd
De zomertijd is ingesteld om de uren dat het licht is in de zomermaanden beter overeen te laten komen met de uren dat mensen wakker zijn. Zo zou het elektriciteit besparen, omdat het ’s avonds een uur langer licht blijft. Een argument vóór de zomertijd is dat er door het daglicht minder ongevallen plaatsvinden. De SWOV vindt het de moeite waard om te onderzoeken hoeveel slachtoffers bespaard kunnen worden indien de zomertijd de standaardtijd zou worden.
Tegenstanders betwijfelen dat en veel mensen zeggen fysiek last te hebben van het verschuiven van de tijd: het verstoort de biologische klok.
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Maak gebruik van de exclusieve aanbieding
Bent u al abonnee?