De Belgische staat biedt burgers een meerkeuzewetgeving waardoor jongeren kunnen kiezen tussen een Vlaamse, een Waalse of een Brusselse rijopleiding. Dit leidt ertoe dat Belgen ervoor kunnen kiezen om hun rijbewijs te halen waar dat het makkelijkst en het goedkoopst is. En dat is een slechte zaak, vindt Luc van der Kelen van B Plus. Het behaalde rijbewijs is wel overal in België geldig.

B Plus is een Belgische vereniging die pleit voor eenheid van België onder een federale staat. De vereniging is tegen het verder uiteengroeien van Vlamingen, Walen, Franstaligen, Brusselaars en Duitstalige Belgen. Bij de zesde staatshervorming in het najaar van 2011 zijn er meer bevoegheden overgeheveld naar de gemeenschappen en de gewesten. Dat betekent volgens Van der Kelen dat er kan worden gekozen voor een van de drie systemen van rijopleidingen ‘met telkens andere opties, die je het best bevallen’. De politiek raadgever van B Plus schreef over deze kwestie in een opiniestuk voor Knack.be.

Rijexamen

“Er is niemand die je zal tegenhouden om bijvoorbeeld het meest aantrekkelijke model te kiezen in Brussel, als je in Vlaanderen woont, of je even over de taalgrens te wagen en in Wallonië les te gaan volgen en rijexamen af te leggen”, zo schrijft hij. Het Duitstalige gebied heeft nog geen systeem voor een rijopleiding.

Op dit moment zijn er drie verkeersministers, die ieder de rijopleiding op hun eigen manier proberen te hervormen. De drie ministers gaan met elkaar in overleg, maar drukken tegelijkertijd ook hun eigen stempel op de opleidingen. Volgens Van der Kelen zal de rijopleiding in Vlaanderen het strengst en het duurst worden. In Brussel kunnen kandidaten kiezen uit vier opties. De minst strenge optie maakt het mogelijk om al na dertig uur rijles een praktijkexamen af te leggen. In Wallonië zijn ze er nog niet helemaal uit, maar zullen ze het volgens Van der Kelen ‘niet te moeilijk maken’.

Rijopleidingen

Samenwerking tussen de ministers op het gebied van de rijopleidingen is vrijwillig en niet afdwingbaar. Als er problemen zijn kan een van de ministers er voor kiezen om weg te blijven van een overleg. “Voorlopig bestaat de wil om samen te werken nog, maar hoe langer instellingen apart van elkaar werken, hoe meer ze op den duur van elkaar zullen vervreemden”, verwacht Van der Kelen.